Het is tegenwoordig niet gemakkelijk om een brood te kopen waarvan de verpakking niet vermeldt dat het met liefde, dan wel met passie is gebakken.
Ook in de productie van andere voedingswaren wordt steeds meer hartstocht gestoken, zo lijkt het wel. Grote multinationals hebben allemaal een ‘missie’ om de wereld te verbeteren en hun logo’s staan bol van de vogelnestjes, bloemen en andere blije symbolen. Natuurlijk – een woord dat in deze context veel wordt gebruikt – moeten we enige overdrijving bij het aanprijzen van waren voor lief nemen, maar ik zou u niet met deze observaties lastig vallen, als achter die missies en passies geen zorgwekkende ontwikkeling schuilging.
Wij weten al tweeënhalve eeuw dat het niet uit liefde of passie is dat de medewerkers van broodfabrieken nog voor het ochtendkrieken naar hun werk gaan of dat supermarktmedewerkers halfbakken broden afbakken. Adam Smith observeerde in 1776: “Het is niet vanwege de goedheid van de slager, de brouwer of de bakker dat wij ons eten verwachten, maar vanwege hun eigenbelang.”
De bakker bakt om geld te verdienen. Dat is goed voor de hele maatschappij. Smith vervolgt: “Nobody but a beggar chooses to depend chiefly upon the benevolence of his fellow-citizens.”
De boodschap die de stromen van reclame de laatste tijd de bevolking inpompen, is echter diametraal tegengesteld aan die analyse van de specialisatie van arbeid en de daaruit resulterende welvaart. We moeten blij zijn dat de bakker niet uit passie bakt, weten we dankzij Smith.
Toch worden eigenbelang en winst weer verdacht gemaakt. Dat is gevaarlijk. Het door de VEB aan de kaak gestelde besluit om de variabele beloning van KPN-directeuren niet langer afhankelijk te maken van de geboekte winst, is één van de bubbels, die uit dit duistere schuim oprijst. Weest op uw hoede voor deze vervuiling van het denken: er worden zoete broodjes gebakken.
Dit is een column van Paul Frentrop, expert op het gebied van corporate governance.